Heel centraal in het leven van Triest was het inzicht dat iedere mens door God op een heel persoonlijke wijze wordt bemind. Vooral tijdens de jaren dat hij als ondergedoken priester leefde in Ronse, verdiepte hij zijn spiritueel leven en werd hij steeds meer overweldigd door Gods liefde. Een schijnbaar verloren tijd die tegelijk veel lijden meebracht, werd voor Triest een gezegende tijd. Dit gaf aan zijn leven een spirituele en mystieke diepgang. Hij begreep dat hij Gods liefde moest beantwoorden door een intens gebedsleven. Hij werd dan ook een mens van gebed. Dagelijks besteedde hij goede tijd om bij God alleen te zijn doorheen het trouw bidden van het kerkelijk gebed, meditatie uit de Schrift, het vieren van de eucharistie en dit alles omringd door een intense devotie tot Maria en het H. Hart. Deze aandacht voor het gebed gaf hij ook mee aan zijn broeders en zusters die hij stichtte.

Zijn congregaties stoelde hij op de contemplatie van de H. Bernardus en de caritas van de H. Vincentius en hij besefte dat caritas onmogelijk was zonder het fundament van de contemplatie. Hij gaf dan ook als devies aan zijn congregaties: “God is liefde”.

Dat gegrepen zijn door Gods liefde werd ook de bron van zijn concrete inzet voor het welzijn van de medemens, en heel speciaal voor hen die arm en marginaal waren. Triest ontwikkelde voor hen een caritas nieuwe stijl. Hij zag de caritas als een dynamische beweging, startend vanuit een concrete liefde voor de medemens, iedere medemens met wie hij in contact kwam. Vanuit deze liefde ontwikkelde hij een diep medelijden om van daaruit te kijken hoe hij de medemens in nood concreet kon helpen. En zijn hulpverlening stoelde hij op een professionele inzet, want hij begreep dat goede hulp steeds op een professionele wijze moest gebeuren. Zijn samenwerking met Dr. Guislain in de zorg voor geesteszieken was hierbij zeer voorbeeldig en ook het feit dat hij zijn Broeders en Zusters uitzond om zich bij te scholen in de zorg voor kinderen met een beperking.

Volle professionaliteit moest zich volgens Triest steeds uiten in een gedegen vorming, een goede organisatie en een goede accommodatie. En deze professionaliteit moest bijdragen om de mens in de zorg en de opvoeding steeds in al zijn dimensies te beschouwen: fysiek, psychisch, sociaal en existentieel-spiritueel.

Triest had een duidelijk mensbeeld voor ogen in zijn zorg voor de arme en zieke medemens. Hij zag in eenieder een kind van dezelfde Vader, hij zag in hen Christus zelf, en aan hen moest het perspectief van de verrijzenis worden aangeboden. Het is via de concrete werken van barmhartigheid dat Triest de weg opende naar de verrijzenis.

Heel zijn aandacht ging naar het respecteren, herstellen en optimaliseren van de menselijke waardigheid in het leven van hen die hun menselijke waardigheid door ziekte, armoede en uitsluiting waren verloren.